adira liep rustig door het donkere bos. hier voelde ze zich het fijnst. hier kon ze tenminste normaal rond lopen. velen keken haar raar na. ze vonden het raad dat ze zo anders was terwijl sommige nog vreemder waren dat haar. adira liep vredig door. het dode mos verkruimelde onder haar voeten, takken braken af wanneer er een vogel vanaf vloog. ook als was het bos niet erg levendig. liep adira er vredig doorheen. nadat ze een tijdje gewandeld had hoorde ze geritsel. 'wie... wie is daar?' vroeg ze . ze bleef naar de richting kijken van het geritsel. een klein muisje rende het bosje uit. 'het was maar een muisje.' dacht ze opgelucht. na een tijdje gewandeld te hebben kreeg ze honger. ze zocht een goed plekje om te zitten. Ze at rustig een stuk brood dat ze op de markt gekocht had. het brood smaakte wat flauw ze rommelde even in een zakje en haalde er een stuk vlees uit. met een klein mesje snee ze er een stukje van af. en legde het op het brood, en legde haar hand op het brood om er voor te zorgen dat de vlees lucht niet verder verspreid werd. je wist niet wat er achter zo'n struik zou kunnen zitten. even keek ze rond. een dode treur wilg stond naast een meer in de buurt. rustig liep ze er naartoe en klom in de boom. voorzichtig pakte ze wat takken en bond ze vast. adira kroop de boom uit en gin op de takken zitten die ge vast gebonden had. rustig begon ze te schommelen.de wind bles zacht door haar haren. even was alles vredig. tot dat ze geritsel hoorde. snel pakte ze al haar spullen bij elkaar en gin in de richting van het geluid staan