Ace liep met kalme passen door het park en keek glimlachend rond. De laatste tijd was het voor hem steeds beter gegaan. Mensen meden hem minder en hij voelde zich steeds gelukkiger. Hij was ook steeds vaker buiten te vinden. Zijn krachten kreeg hij inmiddels ook steeds meer onder controle. Hoe dan ook, positieve veranderingen. Hij had de jongen uit het bos, met zijn oh zo verrukkelijke appels, niet meer gezien sinds zijn laatste bezoek aan het bos. Het deerde hem niet. Het was naar zijn gevoel een aansteller. Hij glimlachte en liep het bruggetje op. Daar bleef hij stil staan. Hij hoorde wat gekwaak. Hij keek naar beneden en zag verschillende eendjes rondzwemmen. Rustig haalde Ace een zak met boterhammen uit zijn zakken. Hij had gehoord dat de eendjes dat wel lekker vonden. Zelf had hij het nooit gedaan, maar ach, proberen kon geen kwaad. Rustig scheurde Ace een stukje van het brood en wierp het in het meer. Twee eenden vochten er zowat om maar al snel was het op. Ace glimlachte en scheurde de twee boterhammen in zijn zak in kleine stukjes. Daarna wierp hij ze tegelijk in het water. Oplettend dat hij geen eenden zou raken. Gulzig begonnen de eenden naar de stukken in het water te happen. Ace glimlachte. En of ze het lekker vonden. Zijn blik ging toen naar de omgeving. Druk was het niet. Er liepen een paar mensen rond maar verder was het rustig. Zijn blik ging weer naar de eendjes die van genoegen kwaakte. Hij glimlachte. Dieren waren toch altijd wel de beste wezens op aarde. Ze verwarde je tenminste niet.